Bs'd
Wetenschappers die uitgaan van Intelligent Design (ID) ontdekken steeds meer aanwijzingen voor een ”creatieve ontwerper” in de schepping. Ze krijgen er echter stevig van langs van darwinistische wetenschappers. Zo beweerde de Britse kosmoloog Stephen Hawking donderdag dat de schepping louter te danken is aan natuurlijke oorzaken. Wie heeft de meeste bewijzen aan zijn kant?
Darwin heeft God dood gemaakt, betoogt William Dembski, hoogleraar filosofie aan het Southwestern Baptist Theological Seminary in Fort Worth, in zijn boek ”Intelligent Design uncensored” (2010, ISBN 9780830837427; € 15,00). De enige geaccepteerde verklaring voor een natuurverschijnsel is de methodisch materialistische: alles is ontstaan door blinde natuurkrachten. Studenten leren op de universiteiten niet anders.
„Wetenschappers moeten zich beperken tot materiële oorzaken. Als we lang genoeg zoeken naar een natuurlijke verklaring voor „hoe de wereld werkt”, zullen we die ook vinden”, meent evolutionist Eugenie Scott.
„Maar wat doe je als deze natuurlijke verklaring niet de juiste is?” vraagt Dembski zich af. „Waarom moet bewijs geïnterpreteerd worden door de bril van de darwinistische wetenschap? Zeker nu steeds duidelijker wordt dat creatieve intelligentie een rol heeft gespeeld bij het tot stand komen van natuurlijke systemen.”
Klik hier!
Hij vindt dat materialistische wetenschappers elk bewijs proberen te ontlopen dat wijst op een intelligente ontwerper. Ze kiezen volgens de hoogleraar liever voor vrijwillige blindheid dan voor de mogelijkheid van een intelligent ontwerp; en overwegen in het algemeen de mogelijkheid van een intelligent ontwerp niet eens, maar zetten dat in een hoek als „religie” of „slechte filosofie.”
Een veelgehoord darwinistisch argument is dat de ID-wetenschappers zich laten leiden door onkunde. Ze veronderstellen intelligente ontwerpen in systemen waarnaar nog onvoldoende onderzoek is gedaan. Dembski maakt daar korte metten mee en stelt dat juist de opgedane wetenschappelijke kennis wijst op een intelligent ontwerp.
Als voorbeeld noemt hij het probleem van ”finetuning”, de nauwkeurige afstemming van de natuurconstanten: „Deze zijn precies zo afgeregeld dat ze op aarde complex leven mogelijk maken. Als daarin een minimale wijziging zou plaatshebben, zou leven in het heelal onmogelijk geworden zijn. Zelfs Nobelprijswinnaar Arno Penzias oppert dat er een „bovennatuurlijk plan” aan het heelal ten grondslag moet liggen.”
Dembski signaleert onwil bij de methodisch materialisten om finetuning te zien als een intelligent ontwerp. In plaats daarvan stellen ze: Natuurlijk is het universum precies afgesteld voor complex leven, anders hadden wij het geluk niet om dat mee te maken.
De hoogleraar vergelijkt die gedachte met een gevangene die voor het vuurpeloton staat. „De geweren knallen. De gevangene opent even later zijn ogen en bemerkt tot zijn verbazing dat hij niet is getroffen. In plaats daarvan beschrijven de kogelgaten in de muur achter hem precies de vorm van zijn lichaam. Zijn bewaker feliciteert hem: „Het lijkt wel of ze order hadden gekregen om je te niet te raken.” De gevangene schudt zijn hoofd en zegt: „Nee, puur geluk gehad. Als ze me niet hadden gemist, had ik het niet na kunnen vertellen.”
Deze redenering maakt van de ”noodzakelijke voorwaarde” van finetuning een ”voldoende reden” voor het bestaan van complex leven, oordeelt Dembski. En daarmee gaan de methodisch materialisten de fundamentele discussie uit de weg.
Een tweede manier waarmee ze de discussie ontlopen, is door te stellen dat er wellicht miljarden heelallen zijn, waarvan toevallig de onze de goede waarden heeft om leven mogelijk te maken.
Dembski vergelijkt dit standpunt met dat van iemand die het kaartspel observeert van een maffiabaas en enkele andere pokeraars. Tot zijn verbazing heeft de maffioso drie keer achtereen de sterkste troeven in handen. Na enig rekenwerk achterhaalt hij de kans dat die situatie toevallig plaatsheeft: „Wauw, de kans op drie keer hartenaas is 1 op 274.294.315.000.000.000. Sommige mensen hebben nu eenmaal altijd geluk.”
De naïeve observator had volgens Dembski slechts één juiste conclusie kunnen trekken: Intelligent Design. De maffiabaas beïnvloedde het spel met opzet. „De observator maakte dezelfde fout als degenen die veronderstellen dat er nog meer niet waarneembare heelallen zijn en dat we geluk hebben dat we in het onze wonen. De enige reden om ‘bazeljoenen’ universums te veronderstellen, is het dogma dat Intelligent Design een illusie is”, constateert hij.
Verder stellen darwinisten dat voor alle complexe biologische systemen allang een materialistische verklaring beschikbaar is. Dembski bestrijdt dat. „De vooraanstaande celbioloog Franklin Harolds stelt in ”The way of the cell”: Er zijn geen gedetailleerde darwinistische processen, waarlangs zich ook maar één biochemisch of cellulair systeem heeft ontwikkeld; er is niet meer dan een aantal slimme speculaties voorhanden.”
Ten slotte beweren de methodisch materialisten dat ID een non-wetenschap is. Het aantal wetenschappers dat zich ermee bezighoudt vormt immers een kleine minderheid. De wetenschappelijke consensus is methodisch materialisme en in de biologie het darwinisme.
„Dit is wel het domste argument”, vindt Dembski. „Elke wetenschappelijke omwenteling begint volgens filosoof Thomas Kuhn bij een klein groepje. Bovendien is consensus irrelevant voor de wetenschap: die hoort bij politiek. Er bestaat niet zoiets als consensuswetenschap. Is er sprake van consensus, dan heeft het niets met wetenschap van doen; is het wetenschap, dan kan er geen sprake zijn van consensus.”
ID-wetenschappers proberen wel met een open blik naar de fijne afstelling van de natuurconstanten, de geraffineerde biologische systemen en de genetische informatie te kijken. Dembski: „Zijn deze dingen per ongeluk ontstaan, of zijn ze bewust ontworpen? We volgen daarin slechts het wetenschappelijke bewijs. Sterker, ID-wetenschappers hebben het bewijs aan hun kant.”