Deel II: Verbod op dierenmishandeling

Voor het bestaan van deze wetten van de zonen van Noach in de tijd van Noach zelf, die naar de traditionele Joodse berekening ongeveer vierduizend jaar geleden leefde, zijn vrijwel geen archeologische bewijzen.

Archeologen vonden geen afgodsbeelden in de aardlagen van na de zondvloed. Dit zou kunnen wijzen op de grote invloed van de Noachidische voorschriften, die afgoderij verbieden. Maar deze ‘bewijzen’ kunnen nauwelijks tot een sluitende conclusie leiden. Het blijft onduidelijk of dit een gevolg was van het naleven van de Noachidische geboden. Uit oude Joodse bronnen is bekend dat de wetten van Noach eerder overtreden dan in acht genomen werden.

Zes wetten waren eerder al aan Adam gegeven. Deze werden herhaald en aangevuld met een zevende gebod toen G-d het verbond van de regenboog met Noach sloot. Dit zevende gebod is het verbod op dierenmishandeling. Voor de zondvloed was het verboden vlees te eten. Maar toen toegestaan werd dieren te doden voor consumptie, werd het nodig extra maatregelen tegen dierenmishandeling te nemen.

Vegetarisme

In het scheppingsverhaal (Genesis 1:29-31) komt naar voren, dat de mensen voor de zondvloed alleen zaaddragende gewassen aten. Ook in de eschatologische wereld heet het, volgens de profeet Jesaja (11:7): ‘En de leeuw zal stro eten als het rund’. Deze teksten beschrijven echter een ideale situatie, die bestond aan het begin van onze wereld en die pas weer zal bestaan in Messiaanse tijden.

In de Thora wordt nergens aangegeven, dat het vegetarisme als een ideale levenswijze wordt beschouwd. Toen Noach en zijn zonen de ark verlieten werd hen toegestaan ook dieren als voedsel tot zich te nemen (Genesis 9:3) omdat zij de dieren hadden gered tijdens de zondvloed. Het Jodendom is gekant tegen het onnodig pijnigen van dieren maar dieren mogen wel gebruikt worden om in de menselijke behoeften te voorzien. De mens wordt ‘hoger’ geacht dan het dier.

Ethische gronden van vegetarisme

Vele vegetariërs beroepen zich op ethische gronden. Meestal in twee vormen: of het wordt moreel verkeerd geacht het leven van een dier te nemen enkel en alleen voor de consumptie van vlees of het zou onmenselijk zijn een ander schepsel pijn te doen.

De Thora is bijzonder gevoelig in de omgang met dieren. Dieren moeten met rust gelaten worden op Sjabbat. Het ploegen met een os en een ezel in hetzelfde span is verboden, omdat het zwakkere dier zal proberen, ten nadele van zijn eigen gezondheid, het tempo van het sterkere bij te houden. Als een os graan moet dorsen, mag hij niet gemuilkorfd worden. Een moederdier en haar jong mogen niet op dezelfde dag geslacht worden. Niet dat die dieren zich hiervan bewust zijn. Het gaat erom dat dit als wreed beschouwd wordt. Uit de Talmoed blijkt, dat men niet aan tafel mag gaan voordat men de dieren heeft gevoederd. Ook de rituele slachtwetten zijn gericht op het minimaliseren van pijn bij dieren (Maimonides).

Respect voor alle vormen van leven is een grondbeginsel van ons geloof. Jagen is al helemaal uit den boze, aldus rabbi Jechezkeel Landau (1714-1793): ‘Zoiets dergelijks vinden we nergens in de Thora, behalve bij Nimrod of Esau, slechte en verdorven mensen. Dit past niet bij de afstammelingen van Abraham, Isaak en Jakob. Niettemin is de consumptie van vlees geoorloofd, zij het met vele beperkingen.

Wat de filosofische kant van de zaak betreft zijn er twee stromingen te onderkennen. Sommige rabbijnen lijken veel van de vegetarische levenshouding te onderschrijven. Zij beschouwen de huidige mens dier relatie, waarbij de mens het dier slacht, als een uiting van de gevallen toestand van de mens. Anderen, zoals rabbi Sjné’oer Zalman (1745-1813) uit Liadi, bezien de mens dier verhouding echter in een geheel ander perspectief: ‘Wanneer een mens vlees eet om zich te sterken voor de religie en het leren van Thora of om de Sjabbat op te luisteren, dan wordt dit vlees als het ware verheven doordat de aan het vlees ontleende energie wordt aangewend voor de godsdienst. Het wordt gelijk een offer’. Met andere woorden als een koe een ongestoord leven leidt en op natuurlijke wijze sterft, dan was het eenvoudig een koe. Maar als de koe geslacht wordt en uiteindelijk aangewend wordt voor een hoger doel, dan is de koe haar puur fysieke bestaan ontstegen en tot een hoger plan van gewijde dienstbaarheid verheven.

Geen principieel verschil tussen Tora Noachidische geboden

Ben Noach: Waarom heten de zeven voorschriften geen Adamitische wetten?

Rabbijn: Toen G-d de wereld had geschapen, gaf hij Adam zes van de zeven wetten, die uiteindelijk de Noachidische wetten zouden worden. Deze voorschriften gelden daarom voor de gehele mensheid want alle mensen stammen af van Noach en Adam. Door de zondeval en de tien generaties na Adam die niet deden wat goed was in de ogen van Hasjeem, verloor Adam zijn patriarchale status. Hij was wel de lichamelijke maar niet meer de geestelijke voorvader van de mensheid. Noach werd voor deze positie uitverkoren omdat hij een “rechtschapen man” was, “onberispelijk onder zijn tijdgenoten” (Genesis 6:9).

Daarom gelden niet de zes wetten van Adam, maar de zeven wetten van Noach als richtlijn voor alle volkeren omdat G-d na de vloed een verbond sloot met Noach. Het teken van het verbond dat G-d met Noach sloot was de regenboog, die met haar zeven kleuren een eeuwige herinnering vormt aan de zondvloed en Hasjeems belofte aan Noach om de mens nooit meer zo te straffen.

Ben Noach: Is er veel principieel verschil tussen de Thora en de zeven Noachidische geboden?

Rabbijn: Het is dus duidelijk dat de Noachiden in hun geloof niet afwijken van de Joodse geloofsprincipes en er geen fundamenteel ander gedachtegoed op nahouden. G-d heeft de wereld geschapen en de mens zeven opdrachten meegegeven. Wanneer deze geboden nageleefd worden, is er kans op een vredige wereld. Abraham heeft zich door zijn erkenning van de éénheid van G-d onderscheiden van zijn omgeving. Door zijn uitzonderlijke religieuze en menselijke eigenschappen koos G-d hem uit als voorvader van een volk met een aparte missie. Uiteindelijk werd die aparte status bezegeld bij de berg Sinaï. Wij geloven niet dat onze manier van leven de enige manier is en dat iedereen die niet volgens ons geloof leeft naar de hel zal gaan.

Noachiden en de de 613 Thora voorschriften

Ben Noach: Mogen niet-Joden de 613 Joodse geboden doen?

Rabbijn: De zeven Noachidische wetten zijn de zeven hoofdregels waaruit vele andere regels voortvloeien. Overtreding van deze geboden is strafbaar voor hen.

De Joodse geboden zijn voor hen optioneel. Hoewel de 613 geboden in de Tora niet bindend zijn voor Noachiden, staat het hen vrij om de meeste van deze geboden vrijwillig op zich te nemen. Hier staat ook een Hemelse beloning tegenover. Ze mogen Sjawoe’ot, het Wekenfeest, vieren, want toen zijn de geboden gegeven en ook Rosj Hasjana want toen werd Adam geschapen. Op deze dag wordt de hele mensheid geoordeeld. Niet-joden mogen echter de Sjabbat niet als rustdag houden zoals de Joden doen. Ze mogen ook geen nieuwe feestdagen instellen. Geboden die uitsluitend van toepassing zijn op leden van het Joodse volk zijn het houden van Sjabbat of Joodse feestdagen op Joodse wijze, het bestuderen van de Thora gedeeltes die niet relevant zijn voor de Noachidische wetten, het schrijven van een Thora rol, het maken of dragen van tefillien (gebedsriemen), het maken of bevestigen van een mezoeza (Thoratekst aan de huisdeuren) en het accepteren van een alija (opgeroepen worden voor de Thora).