Bs'd
Wat zijn de theologische implicaties van de moderne cosmologie?
Tot aan het begin van de 20e eeuw hanteerden astronomers drie mogelijke modellen van het universum:
1) Het universum zou statisch, onveranderlijk, kunnen zijn. Het zou een oneindige verzameling van sterren en planeten kunnen zijn, die geen gelijkmatige beweging zou vertonen. Ook zou volgens deze theorie de onderlinge aantrekkingskracht van sterren en planeten deze astronomische objecten bij elkaar houden in de vorm van zonnestelsels en galaxies. Maar elke van deze kosmische groepen zouden door het heelal schuiven op hun eigen willekeurige koers, die niets te maken heeft met de koers van andere groepen sterren en planeten.
Het mooie van het statistische model is dat het past in het wereldbeeld van gelovigen en ongelovigen. Zo'n universum zou op een bepaald punt in de tijd geschapen kunnen zijn door God, maar het zou ook al eeuwig hebben kunnen bestaan.
2) Het universum zou kunnen oscilleren. Het zou net als een kosmische ballon afwisselend kunnen uitzetten en inkrimpen. Voor een aantal miljard jaar zou het kunnen uitzetten richting het absolute niets. De zwaartekracht van elke ster en planeet die aan elkaar trekken zou uiteindelijk deze uitzetting vertragen, totdat het hele proces omgekeerd zou worden, en de ballon zou imploderen. Alles wat er bestaat zou uiteindelijk bij elkaar komen in het centrum van het heelal, waarbij het enorme hoeveelheden hitte en licht zou uitstralen, en alles zou uitwerpen in alle richtingen, waarbij het proces van uitzetten weer overnieuw zou beginnen.
Zo'n universum zou door God gecreëerd kunnen zijn, en het zou voor eeuwig hebben kunnen bestaan zonder God.
3) Of, de laatste mogelijkheid, het universum zou open kunnen zijn. Het zou een kosmische ballon kunnen zijn die nooit inelkaar klapt. Als de totale gravitationele aantrekkingskracht van alle sterren en planeten de uitzetting van het heelal niet zou kunnen stopzetten en omkeren, dan zou het universum tot in eeuwigheid zichzelf blijven uitzetten tot in het niets. Uiteindelijk zouden de sterren opbranden, en een gordijn van bevroren duisternis zou alles wat bestaat omvatten. Zo'n universum zou zichzelf nooit meer tot leven kunnen wekken. Het zou op een bepaald moment in de geschiedenis tot leven komen, glorieus branden, en dan verdwijnen in de onontkoombare nacht.
Het kritieke punt is dat dit model stelt dat voor de éénmalige explosie al de materie en energie samengebald was in een singulariteit, een kleine stip die eeuwig stabiel in het universum zat voordat het ontplofte. Dit model bevat een paradox: Objecten die in rust zijn, zoals de eerste singulariteit, die blijven in rusttoestand, tenzij er een kracht van buiten op uitgeoefend wordt. Maar, aangezien alle materie en energie in de singulariteit zaten, was er niets (althans niets natuurlijks) wat de singulariteit er toe kon aanzetten om te exploderen. De simpelste oplossing van deze paradox is dat iets bovennatuurlijks het universum op gang bracht. Het open model van het universum vereist een bovennatuurlijke Schepper.
In 1916 publiceerde Albert Einstein de eerste uitgaven van zijn algemene relativiteits theorie, en de wetenschappelijke wereld ging uit zijn dak. Het leek er op dat Einstein de diepste geheimen van het heelal onthuld had. Zijn berekeningen veroorzaakten een paar problemen, technische dillema's, wiskundige problemen, maar niets wat voor de kranten interessant was, zelfs niet voor de populair wetenschappelijke bladen.
Twee wetenschappers zagen de problemen. In het eind van 1917 bekeek de Deense astronoom Willem de Sitter de algemene relativiteitstheorie, en stuurde een uitgebreid antwoord naar Einstein waarin hij het probleem uitlegde, en hij stelde een radicale oplossing voor: De algemene relativiteitswet kon alleen maar werken als het universum ontploft was, en zich naar alle kanten toe snel uitbreidde, vanuit een centraal punt.
Einstein reageerde nooit op de kritiek van De Sitter.
In 1922 kwam de Sovjet wiskundige Alexander Friedman geheel onafhankelijk tot dezelfde conclusie. Hij voorspelde dat als Einstein gelijk had, dan moest het universum met hoge snelheid naar alle kanten uitbreiden.
Ondertussen, aan de andere kant van de oceaan, nam de astronoom Vesto Slipher het feit waar dat het heelal zich explosief uitbreidde. Met behulp van een sterke telescoop van het Lowell Observatorium in Flagstaff, Arizona, ontdekte Slipher dat tientallen galaxies inderdaad met zeer hoge snelheid wegstoven van een centraal punt.
Aan het eind van de eerste wereldoorlog, deelden De Sitter, Friedman, en Slipher onafhankelijk van elkaar hun ontdekkingen met Einstein, maar vreemd genoeg verzette hij zich tegen hun oplossing, alsof, briljant als hij was, hij zich de theologische implicaties realiseerde van een exploderend universum. Einstein schreef zelfs een brief naar “Zeitschrift fur Phisik”, een prestigieus technisch blad, waarin hij Friedman zijn oplossing “verdacht” noemde, en naar De Sitter schreef hij: "De omstandigheden irriteren me."
In een andere notitie stelde Einstein één van zijn collega's gerust: “Ik ben nog niet in de handen van geestelijken gevallen.”, een bedekte toespeling op De Sitter, Friedman, en Slipher.
In 1925 bracht de Amerikaanse astronoom Edwin Hubble een dodelijk klap toe aan het model van het statische universum. Hij gebruikte wat toen de grootste telescoop ter wereld was, en onthulde dat elk sterrenstelsel binnen 6 x 10^17 mijlen van de aarde zich verwijderde van de aarde. Einstein ontkende het werk van Hubble krampachtig. Het duitse genie ging nog vijf jaar door met het onderwijzen van het statisch universum, totdat, op het verzoek van Hubble, hij van Duitsland naar Pasadena reisde, om persoonlijk het bewijsmateriaal te bekijken. Aan het einde van zijn reis gaf Einstein met tegenzin toe: “Nieuwe observaties door Hubble ….. maken het waarschijnlijk dat het universum niet statisch is.”
Einstein overleed in 1955, overgehaald, maar nog steeds niet volledig overtuigd, dat het universum uitdijdt.
Tien jaar later, in 1965, waren Arna Penzias en Robert Wilson een super gevoelige microgolfdetector aan het calibreren in de Bell Telephone Labatories in New Jersey. Ongeacht waar de twee wetenschappers het instrument naar toe richtte, het pikte ongeidentificeerde achtergrondruis op, een gestage drie graden Kelvin brom. Een ingeving volgend keken de twee werknemers van Bell laboratoria in een verhandeling van een student van Alexander Friedman over algemene relativiteit.
De verhandeling voorspelde dat overblijfselen van de meest recent ontploffing van het heelal meetbaar zouden moeten zijn in de vorm van een zwakke microgolfstraling “van ongeveer 5 graden Kelvin, of iets in die buurt”. De twee wetenschappers realiseerden zich dat zij de echo van de grootste explosie in de geschiedenis ontdekt hadden: De Big Bang. Voor deze ontdekking kregen Penzias en Wilson de Nobel prijs.
De ontdekking van de “drie graden Kelvin brom” haalde het statische model van het universum onderuit. Er waren toen nog maar twee modellen over: Eén die zonder God kon functioneren, en één die dat niet kon. Het laatste probleem wat toen nog opgelost moest worden was: Was het vroege universum een oneindig aantal keer geëxplodeerd, (het oscillerende model) of maar één keer (het open model)? Onderzoekers wisten dat dat probleem opgelost kon worden door de gemiddelde dichtheid van het heelal te meten. Als dichtheid van het heelal overeen kwam met ongeveer één waterstof atoom per 0,3 kubieke meter, dan zou de onderlinge aantrekkingskracht van alle deeltjes voldoende zijn om de uitzetting van het heelal te stoppen en om te keren tot een ineenstorting. Er zou dan uiteindelijk een “Big Crunch”, een “grote inelkaar persing” volgen, en die zou dan weer leiden tot een nieuwe Big Bang. En dan weer een nieuwe Big Crunch, enz enz.
Maar, als daarentegen het universum minder dan die minimale dichtheid zou bevatten, dan zou de explosieve kracht van de Big Bang alle aantrekkingskrachten overwinnen, en dan zou alles tot in eeuwigheid wegvliegen naar het niets.
Vreemd genoeg veroorzaakte de weerlegging van het statische model paniek in de wetenschappelijke wereld.
Wiskundigen, natuurkundigen, en astronomen bundelden hun krachten om het eeuwige universum te bewijzen. Dr Robert Jastrow, misschien de grootste astrophysicist van die tijd en directeur van het National Aeronautics and Space Administration’s Goddard Center for Space Studies werd benoemd tot het hoofd van het onderzoeksproject. Gedurende vijftien jaar probeerden Jastrow en zijn team de geldigheid van het oscillerende model aan te tonen, maar de feiten spraken een ander verhaal. In 1978 presenteerd Jastrow het definitieve rapport van de NASA, die het publiek schokte met de mededeling dat het open model waarschijnlijk correct was. Op 25 Juni van dat jaar presenteerde Jastrow zijn bevindingen aan de New York Times magazine:
“Dit is een enorm vreemde ontwikkeling, die voor iedereen onverwacht komt, behalve voor de theologen. Zij hebben altijd het bijbelwoord geaccepteerd: In het begin schiep God de hemel en de aarde. ….. Maar voor de wetenschapper die leefde in zijn geloof in de kracht van de rede, eindigt het verhaal als een slechte droom. Hij heeft de bergen der onwetenheid beklommen, hij staat op het punt om de hoogste piek er onder te krijgen, en dan, wanneer hij zichzelf over de rand trekt van de laatste rots, wordt hij begroet door een groep theologen die daar al eeuwen zitten.”
Dr James Trefil, een natuurkundige aan de universiteit van Virginia, bevestigde onafhankelijk de ontdekking van Jastrow in 1983. Drs John Barrow, astronoom aan de universiteit van Sussex, en Frank Tipler, een wiskundige en natuurkundige aan de Tulane universiteit, publiceerde gelijksoortige resultaten in 1986. Op de 1990 bijeenkomst van het American Astronomical Society, presenteerde professor John Mather van de Columbia universiteit, een astrophysicist die ook werkt als staflid van het NASA's Goddard centrum, “het meest dramatische rapport ooit” voor een open universum.
Volgens de journalist van de krant “Boston Globe” die verslag deed van de conferentie, werd zijn samenvatting begroet met een donderend applaus, hetgeen de voorzitter van de conferentie er toe bracht om te zeggen: “Het is duidelijk dat het publiek voorstander is van het boek Genesis, of op zijn minst toch van het eerste vers er van, wat bevestigd schijnt te zijn.”
In 1998 verkondigden drs Ruth Daly, Erick Guerra en Lin Wan van de Princeton universiteit aan het American Astronomical Society: “We kunnen met 97,5% zekerheid zeggen dat het heelal voor eeuwig zal blijven uitzetten.”
Later dat jaar werd dr Allan Sandage, een wereldberoemde astrophysicist van de staff van het Carnegie Institution of Washington, geciteerd in de New Republic als zeggende: “De oerknal wordt het best begrepen als een wonder, in gang gezet door een soort van bovennatuurlijke macht.”
Een columnist van Newsweek, George WIll, begon zijn column van 9 Nov 1998 met de volgende kwinkslag: De Amerikaanse Burgerrechten Beweging, of Het Volk voor de Amerikaanse Manier van Leven, of een vergelijkbare afdeling van de één of andere strijdbare beweging, zal wel een rechtszaak beginnen tegen de NASA, claimende dat de Hubble ruimte telescoop ongrondwettelijke steun geeft aan hen die religieuze neigingen hebben."
In datzelfde jaar reporteerde Newsweek een recente en onverwachte verandering in de opinie van voorheen fanatieke agnosten: “Veertig procent van de Amerikaanse wetenschappers geloven nu in een persoonlijke God. Niet alleen maar een vage macht en aanwezigheid, maar een God waar ze naar kunnen bidden.”
Er zijn vandaag de dag natuurlijk nog steeds wiskundigen, natuurkundigen, astronomen, en kosmologen, die er voor kiezen om niet te geloven in God. Voor een verscheidenheid aan redenen kiezen zij er voor om er vertrouwen in te hebben dat er nieuwe natuurwetten ontdekt gaan worden of dat er nieuw bewijsmateriaal zal komen dat het huidige model van een open geschapen universum zal weerleggen.
Maar voor velen in de wetenschappelijke wereld is het bewijs overtuigend.
Voor velen geeft de moderne kosmologie toestemming om te geloven.
by Rabbi Lawrence Kelemen
Posted in: Jewish Beliefs & Philosophy http://www.simpletoremember.com/articles/a/cosmology/