Dit is wat de online studiebijbel erover te zeggen heeft:
Hier gratis te downloaden.
inlognaam: demo@studiebijbel.nl
wachtwoord: demodemo
organisatie: demo
(of het inlogvenstertje gewoon wegklikken)
Zoals de joden aardsgericht waren door hun streven naar volmaaktheid uit werken der wet, zo zijn de gelovigen op de hemel gericht in hun verwachting van de volmaaktheid, die hun zal worden geschonken bij de komst van Christus (vgl. Rom.8:23; Col.3:4; 1 Petr.1:4,5). Het woord politeuma (gemenebest, staatsverband) was voor de Filippenzen een bekend begrip. De stad Filippi was immers een Romeinse kolonie (Hand.16:12), hetgeen inhield dat de burgers van Filippi het Romeinse burgerrecht bezaten. De gelovigen hebben dus een vaderland in de hemelen, waar Christus is (vgl. Gal.4:26; Ef.1:11; 2:6,19: medeburgers, zie ook Col.3:1-4). Dit betekent niet, dat zij zich uit de wereld moeten terugtrekken. Nee, zij vormen op aarde een kolonie van hemelburgers en vertegenwoordigen het Koninkrijk van Jezus Christus.
De Here Jezus Christus wordt hier sōtēr (redder, verlosser) genoemd; natuurlijk zijn de gelovigen nu reeds (in Christus) verlost. Zij zien echter uit naar een volkomen verlossing bij de komst van de Heer (vgl. Rom.5:9-10). Opmerkelijk is dat ook de Romeinse keizers zich sōtēr lieten noemen.
Door de vorm ap-ek-dechometha (wij verwachten volhardend, vgl. Hebr.9:28) verbindt Paulus zich met alle andere gelovigen.
In het laatste vers wordt de redding door Jezus Christus nader omschreven. Het taalgebruik van vs.20 en 21 doet vermoeden, dat Paulus gebruik heeft gemaakt van een aan de gemeente bekend lied. Dit lied vertoont in woordkeus verwantschap met 2:6-11; hup-archei (is, 3:20), vgl. hup-archōn (zijnde, 2:6), meta-schēmatisei (hij zal omvormen), vgl. schēmati (vorm, uiterlijk, 2:7), tapeinōseōs (vernedering), vgl. etapeinōsen (hij heeft vernederd, 2:8), summorphon (gelijkvormig), vgl. morphē (vorm, wezen, 2:6,7), doxa (heerlijkheid), vgl. doxa (2:11).
Gelet op de parallellie met 2:6-11 wordt hier met sōma (lichaam) de gehele mens aangeduid; de mens bevindt zich nu in een staat van ‘vernedering’, oneer, vergankelijkheid, sterfelijkheid (vgl. 1 Cor.15:42-49). Hij zal echter bij de komst van Christus veranderd of in onvergankelijkheid opgewekt worden (vgl. Rom.8:23; 1 Cor.15:42-49, 51-54; 1 Thess.5:23). De staat van ‘vernedering’ zal door Christus worden omgezet in de staat van Zijn Heerlijkheid; de gelovigen zullen aan Christus gelijk worden (Rom.8:29; 1 Joh.3:2). Christus die alle dingen aan Zich zal onderwerpen (vgl.2:10; 1 Cor.15:24-28), heeft ook de macht om de gelovigen te verheerlijken. Elders wordt deze kracht aan God de Vader toegeschreven (vgl. Rom.8:11,29-30; Ef.1:19,20), waaruit blijkt dat de Here Jezus dezelfde macht heeft als Zijn Vader.