Een historische Jezus?
Het feit dat belangrijke elementen van het evangelieverhaal van Jezus duidelijk mythisch zijn betekent niet automatisch dat de hele beschrijving fictie is. In de afgelopen twee eeuwen hebben geleerden veel verschillende reconstructies van de ‘echte Jezus’ gemaakt. Hij is bijvoorbeeld afgebeeld als een priesterlijke Zeloot die het volk opstookte tegen de Romeinse bezetting, een apocalyptische profeet, een vooruitstrevende Farizeeër, een Galilese genezer en wonderdoener, en een Hellenistische wijze. In een commentaar op de vele ‘historische Jezussen’, schrijft Robert Price:
Alle neigen zich te concentreren op bepaalde clusters van elementen in de evangeliën die op een bepaalde manier worden uitgelegd, waarbij andere gegevens als onjuist terzijde worden geschoven. . . . Wat de ene reconstructie van Jezus links laat liggen, wordt in de volgende opgepakt en tot hoeksteen gemaakt. . . . Elke reconstructie klinkt goed tot je de volgende hoort.1
In de jaren 80 van de vorige eeuw werd het Jesus Seminar, een groep vooruitstrevende bijbelonderzoekers werkzaam in Californië, gevormd; het heeft een belangrijke rol gespeeld bij het aantonen van de onbetrouwbaarheid van de vroegchristelijke verslagen. De leden ervan geloven dat Jezus in de eerste plaats een wijze was die onderwees dat het koninkrijk van de hemel binnenin ons is. Ze verwerpen de evangelieverhalen waarin hij wonderen verricht, en beschouwen hem als te verlicht om zijn tegenstanders te hebben gedreigd met verdoemenis bij het Laatste Oordeel. Sterker nog, ze verwerpen ongeveer driekwart van de uitspraken in de evangeliën die aan Jezus worden toegeschreven als niet authentiek. Maar hun selectieve beschrijving vertelt ons meer over hun eigen vooroordelen en voorkeuren dan over een historische Jezus.2
Algemeen wordt gedacht dat het evangelie van Marcus, het kortste en eenvoudigste van de vier canonieke evangeliën, als eerste werd geschreven. De auteurs van de evangeliën van Mattheus en Lucas hebben grote gedeelten ervan overgenomen, maar het schijnt dat ze ook in het bezit waren van een ander document, bekend als ‘Q’ (dat staat voor Quelle, of ‘bron’) dat nu verloren is, en dat de woorden van Jezus zou hebben bevat. Men denkt dat Q in drie stadia is geschreven: Q1 bevat gezegden van wijsheid, Q2 meer sektarische, apocalyptische gezegden, en alleen Q3 verwijst naar een grondlegger genaamd Jezus. Deze legendarische figuur wordt afgebeeld als een zuiver menselijke leraar, en dat is de manier waarop de eerste christenen, zoals de Ebionieten en Nazoreeën Jezus beschouwden; er wordt niets gezegd over Jezus als de zoon van God, of over zijn kruisiging en opstanding.
Sommige wetenschappers zijn echter van mening dat zelfs Q1 kan worden gebaseerd op het leven van een werkelijke, rondreizende Galilese predikant van de jaren 20 of 30 van de 1ste eeuw, die een van de prototypen was voor de Jezus uit het evangelie.3 Tegenstanders van deze opvatting betogen dat de uitspraken ideeën vertegenwoordigen die in verschillende broederschappen en mysteriescholen algemeen werden gehuldigd lang vóór het christendom was ontstaan. In het bijzonder dragen ze volop de kenmerken van de Cynici, met parallellen in de werken van Seneca, Epictetus, Diogenes Laërtius, enz. Robert Price zegt dat de uitspraken niet de kenmerken van een individu tot uitdrukking brengen ‘maar die van een beweging, de scherpe en humoristische kijk van de Cynici op het leven’.4
De joodse historicus Flavius Josephus noemt drie figuren van wie mensen dachten dat ze messiassen waren en die door de Romeinen werden gekruisigd: Jehuda van Galilea (6 n.Chr.), Theudas (44 n.Chr.) en Benjamin de Egyptenaar (60 n.Chr.). Het is mogelijk dat het verhaal over Jezus deels op hun leven is gebaseerd.5
G.A. Wells stelt dat Paulus Jezus beschouwde als een hemelse, vooraf bestaande figuur die misschien een of twee eeuwen vóór zijn eigen tijd naar de aarde was gekomen. Alvar Ellegard is nog een stap verder gegaan en heeft geopperd dat het belangrijkste voorbeeld voor Jezus de Leraar van Gerechtigheid was die in de Dode-Zeerollen (ontdekt eind jaren 40 en begin jaren 50 van de vorige eeuw) wordt genoemd.6 Ellegard stelt dat deze figuur de stichter was van de joodse hervormingsbeweging bekend als de Essenen, en stierf rond 100 v.Chr. Hij werd gezien als een grote profeet en ook als een martelaar, die voortdurend werd bestookt en uiteindelijk ter dood werd gebracht door de joodse priesterlijke hiërarchie. Volgens Ellegard waren Paulus en zijn collega’s de eersten die naar deze figuur verwezen als ‘Jezus’, en zij waren het die de gedachte naar voren brachten dat hij de messias of verlosser was. Hij erkent dat de leraar uit de Rollen in veel opzichten verschilt van de Jezus van de evangeliën, maar benadrukt dat laatstgenoemde grotendeels een fictieve figuur is.
Er is onenigheid over de vraag of Paulus en zijn medegelovigen Jezus zagen als een man die op aarde had geleefd op een verder in het verleden liggend tijdstip, of dat ze hem volkomen beschouwden als een mythische figuur, een spiritueel wezen dat leefde en handelde in de ‘bovennatuurlijke’ wereld, evenals alle andere verlossende goden van die tijd. Hoewel Paulus duidelijk maakt dat hijzelf nooit een historische Jezus had ontmoet, zijn er een handjevol passages in zijn geschriften die kunnen worden geïnterpreteerd als een verwijzing naar een vroeger aards bestaan van Jezus. Earl Doherty voert echter aan dat deze beter kunnen worden uitgelegd in overeenstemming met het platonische denken over parallelle werkelijkheden in de hogere spirituele wereld.7 Volgens hem leveren verslagen van christenen van vóór de evangeliën geen enkel bewijs van een wijdverbreide traditie over een menselijke grondlegger die een profeet, leraar, wonderdoener en uitlegger van de Schrift was – noch in het recente noch in het verre verleden.
In een zeer speculatieve reconstructie van het leven van de Leraar van Gerechtigheid (die misschien Judah werd genoemd), voert Michael Wise aan dat hij een priesterlijke profeet was, een lid van de elite, en rond 105 v.Chr. een hoge positie bereikte als leider van de politieke coalitie die koning Alexander Jannaeus steunde (die regeerde van ca. 103 tot 76 v.Chr.).8 Alexander werd gesteund door de Sadduceeën en onderdrukte de Farizeeën, maar toen zijn vrouw, Alexandra, koningin werd, veranderde ze volkomen van gedachten en steunde de Farizeeën. Judah, die zichzelf ging beschouwen als de messias, bood het hoofd aan het nieuwe regime, en noemde het de heerschappij van Satan. Hij werd gearresteerd, beschuldigd van valse profetie, en rond 74 v.Chr. verbannen, en binnen een paar jaar was hij gedood. Wise brengt de leraar niet specifiek in verband met de Essenen.
Robert Eisenman stelt dat de Dode-Zeerollen één eeuw te vroeg zijn gedateerd, en dat ze moeten worden gezien als werken uit de 1ste eeuw n.Chr. die afkomstig zijn van de gemeenschap die werd geleid door Jacob de Rechtvaardige. Volgens deze opvatting werd laatstgenoemde de Leraar van Gerechtigheid genoemd. De leraar zou door een boze priester in een hinderlaag zijn gelokt, verraden en vermoord, en dit komt nauw overeen met het geheime plan van de hogepriester Ananus om Jacob in de val te laten lopen en te doden.9 Als deze theorie wordt bevestigd, dan wordt de hypothese van Ellegard verworpen dat de Leraar van Gerechtigheid de historische Jezus is, en wordt de poging van Wise om zijn leven te reconstrueren ondermijnd. Een belangrijker kandidaat voor een historische Jezus is te vinden in de joodse Talmud.
http://www.theosofie.net/impuls/2008/jezus.html